Opdrachten Rond 1900

1. Historische achtergrond

a) Neem de tijdlijn Rond 1900 door en leg kort in eigen woorden uit wat de begrippen ‘impressionisme’, ‘realisme’ en ‘naturalisme’ inhouden.
b) Wat is een belangrijk verschil tussen impressionisme enerzijds en realisme en naturalisme anderzijds?

 

2. Literatuur in de periode rond 1900

Kijk het filmpje ‘Durf het nieuwe’. Lees eerst de onderstaande vragen, dan kun je gericht kijken.

a) Welke kritiek hebben de Tachtigers op de vorige generatie dichters?
b) Wat is de kunstopvatting van de nieuwe dichters? (Wat moet kunst (en daarmee poëzie) volgens hen zijn?) Leg in eigen woorden uit wat deze kunstopvatting betekent.
c) Noem drie voorbeelden van onderwerpen die in de literatuur eerder taboe waren, maar die nu wel worden beschreven.
d) Wat is er bijzonder of opvallend aan de hoofdpersonen in de genoemde romans?
e) Waarom is het beschrijven van/aanhaken bij maatschappelijke ontwikkelingen in de literatuur strijdig met de kunstopvatting van de Tachtigers?
f) Noem vijf ontwikkelingen in de samenleving (wetenschap, technologie) uit het filmpje die veel invloed hebben op de mensen en hoe zij leven.

 

3. Woordkunst en impressionistische poëzie

Dichters gebruiken in de periode rond 1900 veel stijlfiguren in hun poëzie. Hieronder zie je een lijst met literaire stijlfiguren.

a) Zoek de betekenis van de termen op, je hebt deze kennis nodig om de volgende vragen te kunnen beantwoorden. Als je meerdere betekenissen vindt, kies dan die definitie die gaat over de literatuur en kunst van rond 1900.

Claude Monet: Impression, soleil levant (1873). Het impressionisme heeft zijn naam aan dit schilderij te danken.

Claude Monet: Impression, soleil levant (1873). Het impressionisme heeft zijn naam aan dit schilderij te danken.

  1. alliteratie
  2. assonantie
  3. enjambement
  4. metrum
  5. antimetrie
  6. elisie
  7. impressie/impressionistisch
  8. jambe (jambisch)
  9. kwatrijn
  10. metafoor
  11. octaaf
  12. personificatie
  13. sextet
  14. sonnet
  15. synesthesie
  16. terzet
  17. volta

b) Leg uit wat het gebruik van deze stijlfiguren in de poëzie te maken heeft met het impressionisme in de schilderkunst.

 

4. De poëzie der Tachtigers

Willem Kloos en Jacques Perk waren sterk vernieuwende dichters. Zij gebruikten in hun poëzie veel stijlfiguren, met de bedoeling zo genuanceerd mogelijk gevoelens over te brengen op de lezer.

Voor deze opdracht maak je een keuze uit opdracht A (‘Avond’ van Willem Kloos) of opdracht B (‘Sanctissima virgo’ van Jacques Perk). Je hoeft dus maar één van beide gedichtopdrachten te doen.

Opdracht A: ‘Avond’

Lees het sonnet ‘Avond’ van Willem Kloos goed. Dit is een voorbeeld van een impressionistisch gedicht. De begrippen die je bij de vorige vraag hebt bestudeerd, heb je nodig om deze opdracht te maken.

Avond
Nauw zichtbaar wiegen op een lichten zucht
De witte bloesems in de scheemring – ziet,
Hoe langs mijn venster nog, met ras gerucht,
Een enkele al te late vogel vliedt.

En ver, daar ginds, die zachtgekleurde lucht
Als perlemoer, waar ied’re tint vervliet
In teerheid… Rust – o, wondervreemd genucht!
Want alles is bij dag zo innig niet.

Alle geluid dat nog van verre sprak,
Verstierf – de wind, de wolken, alles gaat
Al zachter en zachter – alles wordt zo stil…

En ik weet niet, hoe thans dit hart, zo zwak,
Dat al zo moe is, altijd luider slaat,
Altijd maar luider, en niet rusten wil.

a) De volta ligt tussen regel 11 en 12. Geef drie mogelijke tegenstellingen tussen het eerste en tweede deel van het gedicht en onderstreep de hoofdtegenstelling.
b) Het eerste deel van het gedicht is een impressie van de natuur; het valt uiteen in de delen regel 1-8 en regel 9-11. Op grond waarvan kun je deze verdeling maken?
c) Ook is er een verschil tussen regel 1-4 en regel 5-8. Welk verschil is dat?
d) Het gedicht is soms bijna een impressionistisch In welke strofe is dat vooral het geval?
e) Noteer de alliteraties uit het hele gedicht.
f) Noteer de assonanties uit het sextet.
g) Welke vergelijkingen, metaforen, personificaties en synesthesieën kun je in het gedicht aanwijzen?
h) Het metrum is jambisch. Wijs in elke strofe minstens één antimetrie Let daarbij op de accenttekens die Kloos zelf geplaatst heeft.
i) In strofe 1 kan één antimetrie vermeden worden door een elisie te lezen. Waar?

Opdracht B: ‘Sanctissima Virgo’

Lees het gedicht ‘Sanctissima virgo’ van Jacques Perk (1859-1881).

Sanctissima virgo*                                                                Heilige maagd
‘t Was bladstil, en een lauwe loomheid lag
En woog op beemd* en dorre wei, die dorstten,                  weiland
Zwaar zeeg*, en zonder licht, een vale dag zijgen:             laten vallen
Uit wolken, die gezwollen onweer torsten.

Toen is het zwijgend zwerk* uiteengeborsten,                     hemel/wolkendek
En knetterende donders, slag op slag,
Verrommelden en gromden. Vol ontzag,
Look* ik mijne oogen, die niet oogen dorsten:                     sloot

Een schelle schicht schoot schichtig uit den hoogen,
En sloeg mij. Ik bezwijmde…. ontwaakte, en zag
De lucht geschraagd* door duizend kleurenbogen.             ondersteund

Daarboven, in een kolk van licht te pralen,
Stond reuzengroot de Jonkvrouw, en een lach
Voelde ik van haar verengeld aanschijn stralen.

a) Hoe kun je zien dat dit een sonnet is? Noem minimaal vier kenmerken.
b) Wijs de volta in het gedicht aan en leg uit wat de belangrijkste tegenstelling tussen het gedeelte voor en na de volta is.
c) Noteer de alliteraties uit het hele gedicht.
d) Wijs twee voorbeelden van assonantie aan in het gedicht.
e) Waar in het gedicht zie je een voorbeeld van antimetrie en moet je dus een elisie lezen om het metrum te laten kloppen?
f) Noem twee voorbeelden van personificatie in het gedicht.
g) Noem een voorbeeld van synesthesie in het gedicht.
h) Welke metafoor zie je in de laatste strofe?
i) Verklaar de titel van het gedicht.

 

5. Het naturalisme

 a) Op Literatuurgeschiedenis.nl staat een artikel over naturalisme in de literatuur met de titel ‘Literatuur als wetenschap’. Leg die titel uit: in welke zin is de naturalistische literatuur wetenschap? 
b) Neem de onderstaande kenmerken van het naturalisme door. Verklaar deze kenmerken aan de hand van de ontwikkelingen in de maatschappij en wetenschap in de periode rond 1900.
c) Ook na de periode Rond 1900 worden nog veel romans geschreven waarin je naturalistische kenmerken terugziet. In welk van de boeken die jij hebt gelezen is dat het geval? Noem van één van de door jou gelezen boeken de naturalistische kenmerken.
d) Leg uit waarom het naturalisme niet te rijmen is met het estheticisme. (Daarvoor moet je ook uitleggen wat het estheticisme inhoudt.)

Eugene Grasset: Morphinomane (1897). Een naturalistische afbeelding van een verslaafde vrouw die zichzelf een shot toedient.

Eugene Grasset: Morphinomane (1897). Een naturalistische afbeelding van een verslaafde vrouw die zichzelf een shot toedient.

Kenmerken van de Nederlandse naturalistische roman

  1. Middelpunt van de roman is een ‘nerveus’ karakter, mannelijk of vrouwelijk.
  2. Het plot kan in grote lijnen worden aangeduid als de geschiedenis van een ontnuchtering.
  3. Bepalende omstandigheden: personages zijn niet zelf schuldig aan hun daden, die worden veroorzaakt door bijvoorbeeld erfelijkheid, omgeving en omstandigheden.
  4. Een sterk maatschappijkritische instelling van de auteur en/of de personages.
  5. De belangstelling voor seksualiteit: het nauwkeurig weergeven van de realiteit en het doorbreken van taboes.
  6. Het taalgebruik is zo natuurgetrouw mogelijk (in dialogen), maar auteurs maken ook vaak gebruik van woordkunst.
  7. De romans worden vaak in de personale vorm verteld, daarnaast geven vertellers niet langer morele oordelen over personages.

(Ton Anbeek, ‘Kenmerken van de Nederlandse naturalistische roman.’ In: De Nieuwe Taalgids 72 (1979), aflevering 6 (november), p. 520-534.)

 

6. Louis Couperus: Eline Vere

a) Lees de twee karakterbeschrijvingen van Eline Vere en leg duidelijk uit dat Eline een naturalistisch personage is (zie daarvoor de vorige vraag).
b) Lees het fragment uit Eline Vere. Wijs drie voorbeelden van naturalisme aan en leg uit wat de naturalistische kenmerken erin zijn.

 

7. Lodewijk van Deyssel: Een liefde

Lees de informatie over ‘Een liefde’ van Lodewijk van Deyssel. Lees ook het fragment uit het omstreden dertiende hoofdstuk.

a) Waarom was het dertiende hoofdstuk ‘omstreden’? Wat vind jij daarvan?
b) Citeer twee voorbeelden van woordkunst uit dit fragment en leg uit van welke stijlfiguren de auteur gebruikmaakt.
c) Leg uit waarom ‘Een liefde’ een naturalistische roman is. Noem minimaal vier kenmerken waaraan dat te zien is.

 

8. Frederik van Eeden: De kleine Johannes

Lees de informatie over het verhaal ‘De kleine Johannes’ van Frederik van Eeden.

a) Leg uit wat een allegorisch sprookje is en wat de bedoeling ervan is.
b) Wat is de bedoeling van dit allegorische sprookje?
c) Lees de geschiedenis van de jonge meikever uit ‘De kleine Johannes’. Schrijf jouw versie van het slot dat Windekind nu nog niet vertellen wilde. In je slot moet jouw interpretatie duidelijk worden.

 

Print Friendly, PDF & Email