In de dertiende eeuw wordt het verhaal van de vos Reinaert in het Middelnederlands opgeschreven. In het Franse taalgebied bestaan dan al langer allerlei verhalen over een vos die Reinaert heet en die allerlei streken uithaalt. Reinaert is een sluw beest dat verschillende andere dieren in het bos voor de gek houdt en benadeelt. De Middelnederlandse versie is opgeschreven door iemand die zich alleen ‘Willem’ noemt. Verder weten we niets van deze schrijver.
De verteller van het verhaal van Reinaert wil bij de luisteraar en lezer allerlei dingen duidelijk maken. Zo stellen de dieren allemaal verschillende typen mensen voor en al hun onhebbelijkheden worden aan de kaak gesteld. Daarmee geeft de verteller kritiek op de adel, de geestelijken en de burgers. Daarnaast heeft hij kritiek op de standenmaatschappij als geheel. Ten slotte bespot de verteller met Van den vos Reynaerde andere soorten teksten en verhalen, zoals hoofse ridderromans.
Lees nog veel meer over Van den vos Reynaerde op literatuurgeschiedenis.nl. Daar kun je ook een fragment uit het verhaal beluisteren. Hieronder lees je het begin van het verhaal van Reinaert in het Middelnederlands. Verder naar beneden op deze pagina lees je de moderne vertaling.
Het was in eenen tsinxen daghe
Dat beede bosch ende haghe
Met groenen loveren waren bevaen.
Nobel, die coninc, hadde ghedaen
Sijn hof crayeren over al
Dat hi waende, hadde hijs gheval,
Houden ten wel groeten love.
Doe quamen tes sconinx hove
Alle die diere, groet ende cleene,
Sonder vos Reynaert alleene.
Hi hadde te hove so vele mesdaen
Dat hire niet dorste gaen.
Die hem besculdich kent, ontsiet!
Also was Reynaerde ghesciet
Ende hier omme scuwedi sconinx hof
Daer hi in hadde crancken lof.
Doe al dat hof versamet was,
Was daer niemen, sonder die das,
Hine hadde te claghene over Reynaerde,
Den fellen metten grijsen baerde.
Samenvatting van het verhaal
Het verhaal begint op een hofdag van koning Nobel, de leeuw. Er zijn veel klachten over een van de edelen, de door zijn afwezigheid schitterende vos Reynaert. De ene aanklacht tegen Reinaert volgt op de andere. Alleen Grimbeert de das neemt het voor zijn oom op, maar nog tijdens zijn pleidooi voor Reinaert verschijnt een lijkstoet met het ontzielde lichaam van Coppe de hen, die door Reinaert is doodgebeten. Een vooraanstaand edelman, Bruun de beer, zal de vos voor het gerecht gaan dagvaarden. Maar Reinaert maakt handig gebruik van de vraatzucht van de beer en bezorgt hem door een list een geweldige afstraffing. De tweede bode, Tibeert de kater, wordt op dezelfde manier aangepakt. Ternauwernood ontsnapt Tibeert uit het huis van de pastoor, waar hij volgens Reinaert een overvloed van vette muizen zou aantreffen.
Pas na de derde oproep verschijnt de vos aan het hof. Daar haalt hij zijn grootste stunt uit: door de hebzuchtige koning een grote schat in het vooruitzicht te stellen, weet hij zelfs hem voor zijn karretje te spannen. Zijn vijanden Bruun en Ysingrijn beschuldigt Reynaert van samenzwering tegen koning Nobel. Na deze onthullende biecht van Reinaert wordt hij op voorspraak van de koningin in ere hersteld en worden Ysingrijn en Bruun gevangen gezet. Boetvaardig maakt Reinaert zich gereed voor een pelgrimstocht. Als hij vertrekt in gezelschap van Belijn de ram en Cuwaert de haas, die hem een eindje vergezellen, is Reynaert in het bezit van een tas en schoeisel dat is gesneden uit het vel van Ysingrijn en Bruun. Binnen zijn slot Maupertuus gekomen doodt Reinaert Cuwaert de haas en geeft zijn kop in een reistas mee aan Belijn, als brief voor de koning. Zelf gaat Reynaert er met zijn gezin vandoor.
Reinaert doorziet de zwakheden van andere dieren en maakt handig gebruik van dat inzicht. Hij houdt zich niet bezig met plichtplegingen en gehuichel, maar volgt eenvoudig zijn aard.
Het was Pinksteren.
Zowel bos als struikgewas
stonden uitbundig in bloei.
Koning Nobel had
zijn hofdag overal laten afkondigen.
Hij verwachtte, als alles goed ging,
zijn roem en eer te vergroten.
Toen kwamen alle dieren, groot en klein,
naar het hof van de koning,
met uitzondering van Reinaert, de vos.
Hij had de aanwezigen aan het hof zoveel misdaan,
dat hij er niet heen durfde te gaan:
wie zich schuldig weet, kijkt wel uit!
Zo stond het er met Reinaert voor
en om deze reden meed hij het koninklijk hof,
waar hij zeer slecht aangeschreven stond.
Toen alle deelnemers bijeen waren,
had iedereen, behalve de das,
wel iets te klagen over Reinaert,
de grijsbaardige valserik.
(Bron samenvatting: Rob van Riet, Klassieke literatuur. Nederlandse letterkunde van de Middeleeuwen tot en met de Tachtigers)
(Bron vertaling Reinaert: Hubert Slings, Reinaert de vos. Tekst in context)