Beatrijs is een Marialegende, die is opgeschreven omstreeks 1374. Een Marialegende is een verhaal over de wonderen die Maria verricht. Veel van de Marialegenden werden door priesters in hun preken gebruikt om mensen te laten zien welke wonderlijke daden Maria kan verrichten voor hen die oprecht in haar geloven. Zo gaat het ook in Beatrijs: als Beatrijs bij de abt opbiecht wat er met haar is gebeurd en welk mirakel Maria heeft verricht, gebruikt de abt dit verhaal in zijn preek als voorbeeld voor de mensen.
Van dichten comt mi cleine bate (voordeel).
Die liede raden mi dat ict late
Ende minen sin niet en vertare .
Maer om die doghet (deugd) van hare,
Die moeder ende maghet es bleven,
Hebbic een scone mieracle op heven,
Die God sonder twivel toghede (toonde)
Marien t’eren, diene soghede (die hem zoogde).
De verteller van Beatrijs begint ermee dat hij met het dichten weinig opschiet en dat de mensen hem dan ook aanraden om er maar mee te stoppen. Toch voelt hij zich genoodzaakt om het verhaal van Beatrijs te vertellen. God wil met het mirakel Maria eren en wie is de dichter om dan te weigeren het verhaal te vertellen? Een mooie moderne vertaling van Beatrijs door Willem Wilmink vind je hier.
Samenvatting
Beatrijs is een jonge non die kosteres is in het klooster. Beatrijs kan haar grote liefde niet vergeten en besluit daarom het klooster te verlaten. Samen beramen ze een plan om Beatrijs uit het klooster te krijgen. Op de afgesproken dag komt de jongeman haar halen. Beatrijs laat haar kleding en sleutelbos achter op het voetstuk van het Mariabeeld in de gang van het klooster. Buiten trekt zij de prachtige kleding aan die haar geliefde voor haar heeft meegebracht.
Beatrijs en haar geliefde zijn erg gelukkig, ze krijgen twee kinderen. Als na zeven jaar het geld op is, verlaat de man Beatrijs. Zij kan net voor zichzelf zorgen, omdat ze niet heeft geleerd te werken. Omdat ze toch voor haar kinderen moet zorgen besluit Beatrijs een leven in zonde te gaan leiden: ze wordt prostituee. Zeven jaar lang verdient Beatrijs zo de kost en iedere dag bidt ze tot Maria.
Dan belandt Beatrijs bij een weduwe, in de buurt van het klooster waar Beatrijs heeft geleefd. De weduwe zorgt voor haar en haar kinderen. Beatrijs vraagt de weduwe wat er geworden is van de kosteres in het klooster, die jaren geleden het klooster heeft verlaten. De weduwe berispt Beatrijs hierop: hoe durft ze te insinueren dat die plichtsgetrouwe kosteres het klooster zou hebben verlaten!
’s Nachts hoort Beatrijs een stemt die haar gebiedt om terug te gaan naar het klooster. Nadat zij drie keer die opdracht heeft gekregen, gaat Beatrijs naar het klooster. Daar vindt zij haar kloosterkleding op het voetstuk van het Mariabeeld, precies waar ze die zoveel jaren geleden heeft achtergelaten.
Terwijl Beatrijs weg was, heeft Maria haar werk als kosteres in het klooster verricht, waardoor niemand heeft gemerkt dat Beatrijs weg was. Beatrijs keert terug in het klooster, haar kinderen kunnen bij de weduwe blijven wonen. Beatrijs biecht haar zonden op bij de abt, die het mirakel ziet als een teken van de goedheid van Maria.
Fragment
In het onderstaande fragment lees je hoe Beatrijs na drie nachtelijke oproepen terugkeert naar het klooster en daar haar kloosterkleding terugvindt op de plaats waar ze die veertien jaar eerder had achtergelaten.
Nu gaet si met groten weene
Ten cloester waert, moeder eene.
Doen si quam inden vergiere,
Vant si die dore ontsloten sciere.
Si ghincker in sonder wanc.
‘Maria, hebbes danc:
Ic ben comen binnen mure.
God gheve mi goede aventure.’
Waer si quam, vant si die dore
Al wide open jeghen hore.
In die kerke si doe trac.
Heymelike si doe sprac:
‘God, Here, ic bidde u met vlite:
Hulpt mi weder in minen abite,
Dat ic over XIIII jaer
Liet ligghen op onser Vrouwen outaer
Snachs, doen ic danen sciet.’
Dit en es gheloghen niet,
Ic segt u sonder ghile:
Scone, covele ende wile
Vant si ter selver stede weder
Daer sijt hadde gheleit neder.
Si traect an haestelike
Ende seide: ‘God van hemelrike
Ende Maria, maghet fijn,
Ghebenedijt moetti sijn!